Wessel Baarslag: Hard werken wint van talent

08-01-2021

Bron: Clubblad 4 - 2020

Door: Pieter Peeters

Voor deze editie ben ik op bezoek geweest bij Wessel Baarslag, de keeper van Grol 1. Wessel is 27 jaar, werkt als verkoopmedewerker Tenten bij Obelink in Winterswijk en is woonachtig in Groenlo. Op de vraag of hij samenwoont kan hij niet echt een duidelijk antwoord geven. Vriendin Sharon heeft het appartement mooi ingericht en ze verblijft er ook vaak, maar echt officieel is het nog niet. Misschien dat er na het lezen van dit stukje snel verandering in komt… Wessel heeft een bijzondere voetbalcarrière tot nu toe. Leuk om hier meer van te weten te komen!

De eerste stappen op het voetbalveld

“Ik was wat aan de late kant. Veel van mijn vriendjes zaten al op voetbal, maar mijn moeder dacht dat ik zwemmen erg leuk vond. Dus ben ik een tijdje lid geweest van de zwemclub. Ik geloof dat ik een jaar of zes was toen ik lid werd bij de Grol. Ik begon bij de Fpups en later de F6, waar ik ging voetballen. Dat duurde niet heel lang. Ik vond trainen niks aan. Ik moest van de trainer Max de Vries sr. toentertijd veel dribbelen en lopen met de bal, maar het enige wat ik wilde was schieten op goal. Pas toen Max sr. uitlegde dat de beste voetballers eerst beginnen met dribbelen en dan pas met schieten en doelpunten maken, ben ik als een gek gaan dribbelen.

Mijn eerste wedstrijd kan ik me nog goed herinneren. Het was uit tegen Reünie en het was ijskoud. Ik speelde de eerste helft en kreeg toen een bal vol tegen me aan. Sissy als ik was begon ik gelijk te huilen en wilde ik wisselen, ik wilde zelfs niet meer voetballen. Toen mijn moeder vroeg of ik het nog leuk vond, was het antwoord NEE. Mijn moeder stelde toen voor om te gaan keepen. Heel raar, gaan keepen als je bang voor de bal bent, maar goed. Ik, aan de hand van mijn moeder, op weg naar de trainer om te vragen of ik mocht keepen. Toen ik voor hem stond, durfde ik het ineens niet meer te vragen, waarop mijn moeder dat deed. De trainer was maar wat blij dat er überhaupt iemand wilde keepen, want de meeste jongens wilden toch echt voetballen! Maar ik dus niet. Zo ben ik dus begonnen met keepen en ben ik niet meer onder de lat vandaan gekomen.”

Wessel vervolgt met een leuke anekdote.

“Als keepertje van de F6 werd ik gekozen als Pupil van de Week. Een hele ervaring, in de kleedkamer met die grote spelers! De keeper was Dennis Dibbets, toen natuurlijk mijn voorbeeld. Voor de wedstrijden en in de rust lekker een balletje trappen, na de tijd een patatje met een cola. Ook mochten we een handtekening scoren! Ik, helemaal gelukkig, op weg in de rokerige kantine, naar de tafel met spelers van Grol 1. Een hoop kabaal en gelach, onwijs veel halve liters op tafel en daar kwam ik aan… een handtekening van Dennis scoren. Helaas was hij er niet meer, dus kreeg ik een handtekening van de aanvoerder. Ik liep helemaal sip terug naar mijn moeder en baalde enorm dat ik de handtekening van Michel Hoffman had ‘gescoord’…!”

De jeugd

“Ik was geen groot talent. Verre van dat zelfs. Ik heb geen enkele wedstrijd in een selectie-elftal gekeept. Begonnen bij de F6 en F5, daarna twee jaar in de E5. En toen naar de D-jeugd, naar het grote doel. Als klein ventje (mijn groeispurt kwam pas heel laat) in zo’n groot doel. Je ging ook met andere regels spelen, dat vond ik erg spannend. Ik zou in de D2 komen, maar het liefst ging ik naar de D3 waar ook mijn vrienden voetbalden. Mijn eerste keeperstraining kreeg ik nota bene van Stef Oldenkotte, mijn trainer in de D3. We trainden natuurlijk met het team, maar ik kreeg op vrijdagavond nog een extra keeperstraining. En dat terwijl je de volgende dag een wedstrijd had. Verscheidene keren werd ik helemaal afgepeigerd door Stef. Dan kwam ik thuis en vroeg mijn moeder: “Wat heb je in godsnaam gedaan?!” Vaak ging ik rechtstreeks naar bed na zo’n training, helemaal kapot!

Een jaar later kwam ik voor het eerst in aanraking met een selectieteam. Walter Vrijdag was toen de trainer van D1. Ik verloor de concurrentiestrijd, maar dat boeide me eigenlijk helemaal niet. Ik wilde veel liever bij mijn vriendjes in de D2 keepen. Sowieso stond, en staat nog steeds plezier voorop.” “Mijn ‘carrière’ werd vervolgd bij de C4, op dat moment het laagste team. Met alle respect voor mijn medespelers, maar wij konden er echt helemaal niks van. Het was het laagste van het laagste, haha.

Omdat er trainers tekort waren, werd mijn vader de trainer. Nou, als je twee dezelfde types bij elkaar zet, kan je er donder op zeggen dat het niet altijd even goed ging. We botsten nogal eens en om de domste dingen konden we het hele weekend ruziën. Soms negeerden we elkaar ook met opzet even. Maar ondanks dat, had ik het jaar samen met mijn vader voor geen goud willen missen. Qua karakter lijk ik ontzettend veel op mijn vader en dat zie ik ook in veel dingen terug. Ik vind dat ook ontzettend mooi. Het klinkt heel cliché maar als jonge jongen wil je niks liever dan je best doen voor je vader en dat hij kwam kijken. En dat doet hij nog steeds. Ik weet precies waar hij staat en met wie hij praat op de zondagmiddagen bij thuiswedstrijden. Richting de rust zoeken mijn ogen altijd hem even snel op. Ik krijg dan vaak een knikje of een klein duimpje. Of een verschrokken gezicht… en dan weet ik precies welk moment hij bedoelt. Ik heb veel van hem geleerd, vooral ‘dat je altijd koel moet blijven, zoals Van der Sar’.”

“Het jaar erop kwam ik in de selectie van C1, maar viel helaas af. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik er écht van baalde. Ik weet nog dat ik verloor van Bob Meuleman, die in de jeugd een ontzettend goede keeper was. Veel beter dan ik. Ik mocht dat jaar wel meedoen op het Marveldtoernooi. Ik vond het een grote eer en ik dacht destijds: Mooier dan dit wordt het niet. Tegen Valencia mocht ik een helft spelen en ik heb een helft tegen Lukaku gespeeld. Ik stond als klein keepertje bij een corner alleen maar omhoog te kijken, naar dat imposante postuur van Lukaku…

Mijn groeispurt kwam pas echt toen ik in de A-jeugd speelde. Het seizoen in de A2 is mij het meest bijgebleven. We werden zelfs kampioen. We hadden een team met bijna alleen maar vrienden, onder leiding van Wim Assink, Ewald Brockötter, Mike Wolters en volgens mij was Willy Groot Kormelink er ook nog half bij. Wat een gek seizoen was dat, we wonnen eigenlijk alles best makkelijk. 9-3, 6-1, de meest gekke uitslagen. Elk tegendoelpunt werd lachend geïncasseerd, omdat we toch wel wisten dat we zouden winnen. Ik heb dat seizoen geloof ik wel een assist of zes gehad.

Doordat ik langer werd, verbeterde mijn trap ook ineens aanzienlijk. Dus een lange bal naar voren op de snelle Twan Scholten of Tim Mentink en hij lag al weer in het netje. Van het kampioenfeest dat later het seizoen volgde weet ik niet heel veel meer, omdat ik aardig wat biertjes op had. Ik herinner me nog wel dat Toon Hartman de volgende dag niet wist waarom de speakers van het sportpark het niet meer deden. Hadden we, nadat we een aantal nummertjes door de boxen over het sportpark hadden laten galmen, de stekker eruit getrokken…”

Wessel vertelt verder: “Nog een mooi verhaal:

Ik mocht de allerlaatste uitwedstrijd van het seizoen mee als reserve naar Orion, met Grol 1. HET GROTE GROL 1! Ik wist niet wat me overkwam. Ik was zenuwachtig terwijl ik wist dat ik niet zou keepen. In de kleedkamer vroegen er een aantal spelers aan elkaar wat ze die avond ervoor hadden gedaan. Allemaal stoere verhalen natuurlijk. Ineens vroeg Tom Kaak (die op de massagetafel lag en zoals later bleek, altijd lag) aan mij wat ik had gedaan. Ik zei heel cool dat ik met wat vrienden aan het chillen en bierdrinken was…in realiteit zat ik gewoon thuis met een pak melk bij mijn ouders op de bank, zo zenuwachtig als wat!”

Senioren

“In mijn eerste jaar bij de senioren kwam ik terecht in de selectie van Grol 1, onder leiding van Jos Heutinck. Ik had geen flauw idee wat er van mij verwacht werd, ik had nog nooit in een selectieteam gezeten. Destijds leerde ik ontzettend veel van Max de Vries junior, keeper van Grol 1 die in mijn ogen de beste jaren had van z’n leven. Ook van keeperstrainer Sjaak Jansen heb ik enorm veel geleerd. Daar leerde ik met dingen rekening te houden waar je eerder nooit mee bezig was. Kijken naar het spel van de tegenstanders en hun favoriete been, de muur juist neerzetten, de verdediging neerzetten bij dode spelsituaties. Ik trainde standaard mee bij het eerste, er moesten altijd twee keepers zijn. Ook ging ik als keeper van het tweede mee met uit- en thuiswedstrijden. De trainingskampen en weekendjes weg mochten ook niet ontbreken. Ik weet nog dat we in een klein barretje het Nederlands Elftal gingen kijken. Na de tijd zat iedereen goed in de olie. Er stonden een aantal bardames achter de bar te kijken wanneer we nou keer weggingen. Hoffman stond daar met z’n grote tetter allemaal mooie verhalen te vertellen natuurlijk. Ik wist niet hoe ik hem mee naar de uitgang moest krijgen. Ik liep er maar heen en zei met een zielig stemmetje: ‘Papa, mama en ik zitten al de hele tijd te wachten tot we verder gaan. Zullen we nu alsjeblieft gaan?’ Je had de gezichten van die dames moeten zien…”

“Als ik er aan terug denk hebben ze echt wel een risico genomen met mij in de goal. Ik was niet echt bijzonder goed. Ik was alleen heel groot en daardoor nog wel sterk in de lucht. Ik ben ook zeker dankbaar dat Ronnie Boers (destijds mijn trainer van Grol 2) zoveel geduld had met zo’n jong team. Ik maakte best vaak fouten. In de senioren gaat het spel namelijk veel sneller en mag je geen fouten maken, want dat kan je de kop kosten. Het jaar dat Kevin Vos kwam hadden we met het tweede echt een ontzettend goed team. Vanaf dat jaar werd ik zelf ook beter. Ik trainde mezelf in de zomer fysiek sterker. We speelden om het kampioenschap en werden tweede, achter Longa. In de laatste wedstrijd van de nacompetitie verloren we helaas. Op die zelfde dag degradeerde Grol 1 uit bij Varsseveld waar ik later nog moest komen, omdat Max al vroeg geblesseerd raakte. Het was voor mij persoonlijk een hele rare dag. Je degradeert dus je baalt, maar die dag werd bekend dat Max naar FC Winterswijk ging. Dit was mijn kans om aan te treden in het eerste, onder Jeroen Burghout. Die man heeft het echt goed gedaan als ik er aan terug denk. Er gingen dat jaar een heel aantal spelers weg. Meer dan de helft van het tweede ging toen naar Grol 1 en werd aangevuld door A1 spelers. Van Grol1 waren er maar een paar spelers over die doorgingen.”

Grol 1

“Nu keep ik al een aantal jaar in het eerste en doe dat met veel trots. Ik had niet verwacht dat ik ooit het eerste zou halen en het voelde ook echt alsof ik het Nederlands Elftal had gehaald. De promotie van afgelopen seizoen was erg mooi. Door de omstandigheden hebben we het niet echt kunnen vieren. Het zag er ook lang naar uit dat we niet naar de Tweede Klasse zouden gaan. Gelukkig is dat wel gebeurd en spelen we nu een niveau hoger. De thuiswedstrijden zijn altijd heel speciaal, vind ik. Lekker veel publiek met de bekende gezichten. Als ik het veld op loop, zwaai ik altijd even naar Betsie Koster, zo’n lieve vrouw! Ik weet waar mijn vader staat, één blik is genoeg. Ook mijn schoonouders (als Gerton de kantine uit kan komen) en mijn vriendin Sharon staan vaak op dezelfde plek, heel fijn dat ze er altijd zijn om me aan te moedigen.

Ik hoop ook snel weer wedstrijden te kunnen spelen en lekker te kunnen meedraaien op dit niveau met de supporters langs het veld. En misschien zit er in de toekomst nóg wel een promotie in… er loopt hier genoeg talent rond.”

Op de vraag welke wedstrijden hij het leukst vindt om te spelen, dan zijn het de wedstrijden tegen bekenden of collega’s. “Ik weet nog dat we uit tegen Trias moesten spelen, dus ook tegen mijn collega. We waren het hele jaar elkaar al aan het stangen. Hij kwam bijvoorbeeld op het werk met vishengels en visnetten aan. In die wedstrijd kreeg hij dé kans om tegen mij te scoren met een volley. De bal vloog richting de kruising en mijn gedachte was: ‘deze mag er hoe dan ook niet in.’ Ik tikte de bal via mijn vingertoppen tegen de lat. Ik hoorde iedereen al juichen, inclusief mijn collega. Maar hij ging er niet in. Dat was een heerlijk moment. De dag erop kwam ik op het werk en dronk ik koffie uit een Grol-mok. Mijn collega was niet echt amused…”

“In de jaren zijn er aardig wat spelers bijgekomen en weggegaan. En ik speel al best lang met een aantal dezelfde jongens, een team met veel verschillende types. De jonge gasten hebben bijvoorbeeld mooie verhalen over wat ze gedaan hebben in het weekend. Met Nick Oude Luttikhuis (keeper van Grol 2 en concurrent van Wessel, PP) heb ik bijvoorbeeld een hele goede band. Ik heb hem een tijd geleden zelfs getraind. Ik leer veel van hem en ik hoop dat het andersom ook het geval is. Nick en ik houden elkaar scherp op een positieve manier. Ook vind ik het erg leuk dat Wouter Pillen weer terug is. In mijn beginjaren bij het eerste zochten we elkaar wel vaker op. Met Rico Lammerdink en Mark te Winkel heb je weer twee verschillende types erbij. Echt mooie gasten! Ik vind het fijn dat ons team naast het prestatieve ook voelt als een vriendenteam. We maken leuke dingen mee samen.”

Een laatste anekdote om het af te leren.

“Lekker met het team een weekendje Winterberg. We kwamen met ons ‘rookbusje’ in een soort sneeuwstorm terecht en we kwamen de helling niet op. We moisten toen allemaal de bus duwen waardoor allemaal mensen naar buiten kwamen om te kijken en tips te geven. Op het moment dat we allemaal keihard aan het duwen waren weet ik nog dat er een mooie dame kwam kijken. Dus iemand riep ‘Guije!’. En iedereen liet de bus voor wat het was en ging kijken hoe die dame eruitzag. De bus gleed weer een heel stuk terug en we konden weer opnieuw gaan drukken, haha.”

Wessel laat zien dat talent alleen niet genoeg is. Naast plezier in het voetbal en de gezelligheid daar omheen, is inzet ook erg belangrijk. In de jeugd heeft hij nooit in een selectieteam gezeten, maar is toch een vaste waarde in Grol 1 geworden: “Ik zou nog graag tegen de jeugdkeepers en ook natuurlijk alle jeugdspelers willen zeggen dat je nooit moet opgeven. Het klinkt heel cliché wat ik nu zeg, maar als je hard werkt, win je van talent!”